« Night court | Hoofdmenu | Kijkje in de keuken »

18 januari 2012

Appel

Als rechter in de rechtbank spreek ik recht ‘in eerste aanleg’ zoals wij dat noemen. Dat betekent dat ik de eerste rechter ben die over de strafzaak beslist. Als een verdachte het niet eens is met mijn oordeel of de straf te hoog vindt, dan kan hij de zaak - op enkele uitzonderingen na - voorleggen aan het gerechtshof dat de zaak dan opnieuw behandelt. Daarna is een gang naar de Hoge Raad mogelijk. De Hoge Raad behandelt de zaak niet opnieuw, maar kijkt kort gezegd of de rechters het recht en de wet goed hebben toegepast.

Dat verdachten recht hebben om in hoger beroep (ook wel ‘in appel’) te gaan, is een belangrijk onderdeel van de rechtsbescherming in Nederland. Op een zitting moet ik degene die ik veroordeel ook wijzen op die mogelijkheid: u heeft veertien dagen de tijd om in hoger beroep te gaan als u het niet eens bent met het vonnis. Overigens kan de officier van justitie ook in hoger beroep.

Ik vind het goed en belangrijk dat de mogelijkheid van hoger beroep bestaat. Er kunnen na de behandeling van de zaak nieuwe feiten bekend worden die tot een ander oordeel horen te leiden. En ik ga er niet van uit, maar een rechter kan een fout hebben gemaakt bij de vaststelling van de feiten. Dan is het maar goed dat dit in een hoger beroep kan worden gecorrigeerd.

De hoger beroepen tegen mijn vonnissen worden behandeld door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Dat hof behandelt ook de appelzaken van de rechtbanken Maastricht, Roermond en Breda. Door al die zaken te bundelen bij één hof, kan dat hof een belangrijke rol spelen in een uniforme strafoplegging: de raadsheren zien namelijk wat alle rechters opleggen in welke soort zaken en omstandigheden. Dat bevordert de rechtseenheid.

Ik begrijp dat het verbazing kan wekken als een rechter bij de rechtbank iemand veroordeelt en het gerechtshof de man vervolgens vrijspreekt. Reacties als: “Zitten ze soms te slapen daar?” “Prutsers, die rechters”, zijn dan niet ongewoon. Maar zoals ik net al aangaf, soms komen er nieuwe feiten aan het licht die horen te leiden tot een ander rechterlijk oordeel. En soms interpreteert het hof de feiten anders. Zo oordeelde de rechtbank eens dat een portier van een café die een bezoeker in het gezicht had gestompt zich niet kon beroepen op noodweer. De portier had de bezoeker ook met minder geweld kunnen verwijderen, aldus de rechtbank. Het hof vond echter dat de stomp wel gerechtvaardigd was omdat de portier de man al vaker had gesommeerd te vertrekken. Toen de portier de man vastpakte om hem naar de uitgang te brengen en een klap kreeg, mocht de portier zich hiertegen verzetten door het uitdelen van een stomp.

De mogelijkheid van het instellen van hoger beroep is dus een goede zaak. Al moet ik eerlijk bekennen dat het niet altijd prettig is als het hof een vonnis van mij vernietigt. Mijn collega’s en ik doen ons werk zo goed mogelijk: we bestuderen de dossiers zorgvuldig en besteden op de zitting tijd en aandacht aan waarheidsvinding. Het is dan soms wel even slikken als andere rechters vinden dat mijn vonnis niet in stand kan blijven.

 

Posted by Brabants Dagblad on januari 18, 2012 at 06:03 vm | Permalink

Reacties

De reacties op dit bericht zijn afgesloten.