« Onder bewind | Hoofdmenu | Een beter beeld »

13 februari 2013

CSI in Oost-Brabant

Als strafrechters houden wij elke week jurisprudentieoverleg waarbij ook de juridisch medewerkers aansluiten. Tijdens het overleg bespreken wij de belangrijkste arresten die de Hoge Raad de week ervoor heeft uitgesproken en komen ook de juridisch relevante uitspraken van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch aan bod. Regelmatig nodigen we tijdens zo’n overleg een gastspreker uit om ons voor te lichten over een specifiek onderwerp. Denk aan een voorlichting van een vrijwilliger van Slachtofferhulp of een uitleg over de Criminele Inlichtingen Eenheid. Vorige week was de forensisch officier van justitie te gast. Zij besprak met ons de mogelijkheden en onmogelijkheden van forensisch onderzoek.

De technische recherche van de politie verricht meestal het eerste forensisch onderzoek. Rechercheurs onderzoeken allerlei sporen op de plaats delict, zoals vingerafdrukken, bloedsporen en kogels. Soms is meer expertise nodig en dan komen de deskundigen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) om de hoek kijken.

Het NFI en ook andere onderzoekslaboratoria hebben veel expertise in huis op allerlei gebied. Algemeen bekend is ongetwijfeld het onderzoek naar alcohol in het bloed of DNA-onderzoek en natuurlijk het werk van de patholoog-anatoom. Maar het NFI heeft nog veel meer mogelijkheden, zoals onderzoek aan wapens en munitie en vezels, digitale technologie of brandtechnisch onderzoek. Dat zijn allemaal gebieden waarop een deskundige -op verzoek van de officier van justitie of de rechter- kan rapporteren na (wetenschappelijk) onderzoek.

De forensisch officier van justitie vertelde dat het NFI geen onbeperkte capaciteit heeft en dat onderzoek veelal kostbaar is. Het is dus belangrijk je als rechter af te vragen of het deskundigenrapport dat je wilt laten uitbrengen echt noodzakelijk is voor de beslissing in de strafzaak. Iets laten onderzoeken omdat het nu eenmaal tot de mogelijkheden behoort, is niet (meer) van deze tijd.

Als je dan hebt besloten dat er een deskundigenrapport moet worden uitgebracht, is het van groot belang dat je als opdrachtgevende rechter heel nauwkeurig formuleert wat je precies onderzocht wilt hebben.

Een voorbeeld. Een vrouw is volgens de politie en het openbaar ministerie oraal verkracht op het dekbed van de verdachte. Ze heeft daarbij het sperma uitgespuugd. Het ligt nu voor de hand om als rechter het NFI te vragen DNA-onderzoek te doen naar het sperma. Maar bij een ontkennende verdachte levert dat geen sluitend bewijs op en kun je er niet voldoende mee in een strafzaak. Immers: ik moet als rechter wettig en overtuigend bewezen verklaren dat het uitgespuugde sperma van de verdachte aanwezig is op het dekbed. De combinatie sperma-speeksel is dus belangrijk. Wordt er geen speeksel aangetroffen of alleen speeksel zonder sperma dan is de ontkenning van de verdachte aannemelijker dan als er op het dekbed wel sperma van de verdachte in het speeksel van het slachtoffer wordt gevonden.

Als ik als rechter niet de goede vraag stel aan de forensisch expert, dan krijg ik van hem ook geen antwoord waarmee ik iets kan in de strafzaak. Dat lijkt logisch, maar het stellen van exact de juiste vragen is soms best lastig. Ook al doet het NFI het onderzoek, je blijft als rechter zelf verantwoordelijk de juiste dingen te vragen.

Posted by Brabants Dagblad on februari 13, 2013 at 04:51 nm | Permalink

Reacties

Logisch ,je moet de vragen stellen die je nodig hebt in bewijslast.Soms faalt Nfi ook wel eens zie diverse zaken ,waardoor rechters op dwaalspoor zitten en een verkeerde uitpraak c.q verdachte voor zich hebben.Rechterszaak is goede beslissing nemen juiste moment en vooral de goede /juiste dader .en het delict als je alles hebt ligt de uitspraak voor de hand.

Geplaatst door: Selime | 15 mrt 2013 10:53:15

De reacties op dit bericht zijn afgesloten.